Wanneer je een paniekaanval hebt, is er niet direct sprake van een paniekstoornis. Volgens DSM, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, is er sprake van een paniekstoornis wanneer een aantal kenmerken zich voordoen. Ook qua ernst maakt DSM een onderscheid tussen 3 niveaus, namelijk mild, matig en ernstig.
Hieronder wordt kort uitgelegd wat DSM doet en worden de kenmerken van een paniekstoornis besproken.
Wat is DSM?
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, ofwel DSM, is een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen. De DSM is in het leven geroepen door American Psychiatric Association. Het classificatiesysteem doet met name uitspraken over de belemmering in het dagelijks functioneren, als in relationeel, beroepsmatig, persoonlijk en sociaal verband.
Het doel van DSM is om patiënten te classificeren en zodoende een geschikte behandeling te kunnen bieden. Dit was noodzakelijk om aan internationale spraakverwarringen rond psychische aandoeningen een einde te maken. Voorbeelden van termen waar veel onduidelijkheid over bestond zijn psychose en depressie. In het classificatiesysteem worden niet alleen alle symptomen duidelijk beschreven, maar staat ook beschreven hoeveel symptomen aanwezig moeten zijn alvorens sprake is van een bepaald syndroom of ziektebeeld.
Door de jaren heen heeft het DSM verschillende handboeken opgesteld. Op mei 2013 is het handboek DSM-V uitgebracht. De handboeken zijn door de jaren aangepast en herschreven omtrent bepaalde aandoeningen en ziektebeelden.
Paniekstoornis volgens DSM
Een paniekstoornis volgens DSM kent een aantal criteria. De DSM criteria voor een paniekstoornis zijn:
- Het belangrijkste kenmerk van een paniekstoornis is een paniekaanval.
- Er moet minimaal van in één aanval sprake zijn van 4 symptomen paniekaanval, binnen 10 minuten.
- Er is sprake van een beperkte symptoomaanval, wanneer sprake is van minder 4 dan symptomen.
- Er is geen sprake van een paniekaanval indien een organische factor ten grondslag ligt. Bepaalde medicijnen en verschillende soorten drugs zoals een aantal hoge bloeddruk medicijnen, slaapmiddelen, alcohol, amfetamine, cocaïne staan bekend om het mogelijk veroorzaken van een paniekaanval. Daarnaast bestaan er ook een aantal lichamelijke aandoeningen die de kans op paniekaanval vergroten, zoals een hersenbloeding.
- Bij een paniekstoornis is er sprake van minimaal één paniekaanval. De paniekaanval moet onverwachts ontstaan en mag niet ontstaan doordat de aandacht op de persoon is gericht. Volgens DSM moeten er minimaal 4 paniekaanvallen hebben plaatsgevonden in 4 weken OF moet er één of meer paniekaanvallen hebben plaatsgevonden gevolgd door minimaal een maand met angst op het krijgen van een nieuwe aanval. Ofwel wanneer je een paniekaanval hebt gehad, is er pas sprake van een stoornis indien je minimaal een maand lang met de angst leeft om een nieuwe paniekaanval te krijgen.
- Een paniekstoornis moet volgens het handboek van de DSM onderscheiden worden van misbruik van middelen, hypochondrie, lichamelijke factoren en GAS (Gegeneraliseerde Angststoornis).